Momenteel lees ik het nieuwe boek van Lotta Dann: The five o’clock myth. Over de invloed van alcohol op vrouwen, over hoe carcinogeen alcohol is, en hoe elk glas de kans op mond- en keelkanker, strottenhoofdkanker, darmkanker, slokdarmkanker, leverkanker en borstkanker aanzienlijk verhoogt, over hoe de alcoholindustrie zijn marketingcampagne sinds de jaren 60 specifiek op vrouwen heeft gericht en hoe wonderwel dat gelukt is. Hoe overtuigd wij zijn dat ‘wijn drinken’ hoort bij onafhankelijke, stoere, zelfstandige, succesvolle vrouwen, die 100 ballen tegelijk in de lucht houden. Over hoe sterk we geleerd hebben dat mensen (vrouwen) die te veel drinken onbeheerste, ongecontroleerde, mateloze wezens zijn, in plaats van dat alcohol ‘an sich’ een zeer verslavend goedje is. Ik lees het allemaal en ben wederom verbaasd en verbijsterd over al deze kennis die niet bekend is bij onze vrienden, familie en beminden, of misschien wel bekend is, maar totaal gebagatelliseerd wordt. Ik denk weer aan de bevriende huisarts die zegt: “ach joh, we moeten toch ergens dood aan gaan”, de cardioloog in de vriendenkring die met een knipoog zegt: “ach joh, alcohol is een lichaamseigen stof”. En nog een fles wijn opentrekt.
’s Avonds krijg ik collega’s te eten, ik heb ze gevraagd zelf wijn mee te nemen als ze dat willen drinken. Ik pik de ‘echte’ drinker er meteen uit, die vraagt of er een nieuwe fles open kan. Ik kook iets ingewikkelds en heb mijn hoofd er echt bij nodig. Terwijl ik 6 gaspitten tegelijk in de gaten moet houden, ben ik zo blij dat ik niet meer drink.
Dit soort dinertjes waren voor mij veel te verleidelijk: ik dronk een glas (of twee) voor mijn gasten zouden arriveren (taking the edge off) en had vrolijk doorgeschonken en gedronken aan tafel. Zonder dat iemand het echt door had gehad, was het diner min of meer in het water gevallen en was ik ongemerkt teut geworden. Had ik de halve fles wijn die achterbleef nadat ze vertrokken waren naar binnen geklokt. Nog een portje ingeschonken na de afwas. En mij de volgende ochtend afgevraagd of ik beschamende ontboezemingen had gedaan, mijn katerverlies getrokken en op zuivere wilskracht de rest van de dag voltooid. Nu vraag ik mij af of ik niet te saai ben geweest. Het tegendeel blijkt waar, ik krijg meteen een nieuwe uitnodiging.
Eigenlijk wil ik dat iedereen dit boek leest, maar ja, dat kan je niet vragen van mensen. Eigenlijk wil ik geen wijnglazen oppoetsen voor gasten. Eigenlijk wil ik geen halve fles wijn meenemen naar een vriendin omdat het zonde is om weg te gooien, ik geef toch ook geen half pakje sigaretten?
Volgend weekend komt het dorstige stel (zie ook blog dag 300) eten en logeren. Het is voor het eerst sinds ik niet meer drink dat zij samen bij mij komen. Ik vind het fijn dat ze komen, wil graag uitgebreid voor ze koken en voor ze zorgen. Maar ik twijfel ook over hoe het met de drank moet. Zij hebben weekend, dus willen waarschijnlijk los. Wij dronken vroeger in dit soort situaties minimaal 4 flessen wijn met zijn drieën, en nog wat flankerende biertjes, bubbels en digestiefs. Al met al heel veel dus, hoewel ik dat toen zeker niet vond. Of vooral liever niet telde. Het was fijn om met hen te zijn, bij hen voelde ik geen enkele twijfel of schuld over mijn eigen alcoholgebruik, zij deden het ook!
En nu weet ik het niet. Eigenlijk wil ik geen drankexcessen in mijn huis, geen dronken vrienden met risico op ruzies en gedoe, eigenlijk vind ik twee flessen wijn genoeg (hetgeen al opmerkelijk is). Maar: ik vind ook dat het niet mijn zaken zijn, ik wil niet interveniëren in het leven van anderen. Het is niet aan mij om te bepalen of een ander rookt (niet in mijn huis) of drinkt (wel in mijn huis?). Maar waar leg ik dan de grens? Ik wil geen bemoeial zijn, ik was zelf volledig over de zeik gegaan als één of andere gezondheidsfreak voor mij bepaald had dat één fles wijn genoeg was. (De agressie over elk obstakel richting beneveling staat mij nog goed bij). Maar, het is ook mijn huis, mijn omgeving, waarin ik een beetje consideratie voor mijn soberistaschap wel zou waarderen.
Op Tinder heb ik leuk contact met iemand. We appen wat heen en weer over mogelijke culinaire avonturen die we zouden kunnen beleven samen. Hij appt: zal ik de wijn meenemen? Ik app: zeker doen, alleen niet voor mij, ik drink geen alcohol. Sindsdien blijft het stil. Ik kan eigenlijk wel voorspellen hoe dit verder gaat.
Komt er een dag waarin meer dan de helft van de bevolking drinken dom vindt, zoals ook met roken gebeurd is? Waarin niet meer ‘ik’ de uitzondering ben -die leuke vrouw die niet met alcohol om kon gaan- maar de regel? Waarin niet de drinker beschuldigd wordt van mateloosheid en alcoholisme, maar de verslavende werking van alcohol daadwerkelijk erkend wordt? Waarin ik mag zeggen: ik schenk liever geen kankerverwekkende drankjes voor jullie in? Zoals ik ook geen pakje sigaretten voor vrienden koop? Waarin we lachen om ons drankgebruik van vroeger? Weet je nog?? Toen dronken we hele flessen wijn, jeetje wat waren we toen onwetend, naïef en dom bezig!!

Voorlopig in ieder geval niet, dat is mij wel duidelijk. En dus balanceer ik tussen trouw blijven aan mijzelf, mijn overtuigingen, respectvol zijn naar anderen die hun eigen weg en gezondheid mogen bepalen en zorgen dat ik niet te vaak over mijzelf denk dat ik de rare, vreemde eend in de bijt ben, de enige sukkel die niet met alcohol om kon gaan. En daarom voor altijd op het strafbankje moet blijven zitten.
Ik dank de heer voor soberista friends, bij wie ik geen blad voor de mond hoef te nemen en ongegeneerd mag zeggen: Alcohol sucks!!! Het is gif en je krijgt er kanker van!! Het leven is 100 keer leuker zonder drank!! Die dikke buik verdwijnt als sneeuw voor de zon! Je kan slapen als een roos, rennen als een atleet en werken als een paard. Alles roepen wat nu eigenlijk niet mag.
En waar ik zelf heel hard voor weggerend was…. dat dan ook weer, eigenlijk.