Ook ik wil graag een gezin. En een andere baan. Ik maak een rigoureuze beslissing en stap en uit de gezondheidszorg richting een coördinerende functie binnen een grote organisatie. Dat blijkt een schot in de roos, ik zit op mijn plek en mijn carrière neemt een vlucht. Op basis van mijn nieuwe inkomen kopen partner Paul en ik een mooi huis in de binnenstad. Het is de bedoeling dat we hier een gezin starten. Het loopt anders. Begin 2010 verbreek ik mijn relatie met Paul en blijf ik alleen in ons grote gezinshuis achter. Ik ben 31 en de wereld ligt aan mijn voeten. Als de term yup op iemand van toepassing is, dan ben ik het. Ik werk hard en geniet van mijn baan en het hoge niveau waar ik op mag functioneren, met veel intelligente en ambitieuze mensen om mij heen. Die van een borrel houden. Dus het drinkritme zet gewoon door.

Ik denk dat mijn altijd al forse alcoholgebruik hier een desastreuze wending heeft genomen. Het alleen drinken begint hier. Denk ik. Ik weet het niet zeker, dat is veelzeggend. Wel weet ik dat de dubieuze redenen om te drinken vanaf nu goed in mijn geheugen gegrift staan.
De jaren vorderen, met een drukke baan en een bourgondische leefstijl gaat de tijd snel. Ik word stuiterend, niet te beteugelen, waanzinnig, psychotisch verliefd op een man die 20 jaar ouder is dan ik. En hij op mij. We zijn een jaar of twee samen. We werken, reizen en drinken samen, veel, ik altijd meer dan hij, maar dat is nooit een onderwerp. Het leeftijdsverschil en mijn kinderwens maken uiteindelijk een einde aan onze relatie. Ik ben 34. Ik woon weer alleen, dat is in mijn beleving geen reden om niet een glaasje wijn te mogen drinken aan het einde van de dag.
“Mogen alleen samenwonende mensen dat? Word jij nou dubbel gestraft omdat je geen partner hebt? Jij mag ook gewoon een glas wijn, ook elke dag, ook wel meer dan één glas. Past goed bij je bestaan als yup. Als je nou kinderen zou hebben, zou het anders zijn, maar die heb je niet, dus neem lekker een glas, joh.”. Zo ongeveer verloopt de interne dialoog.
Alleen drinken is zo ongeveer het treurigste dat er is. Ik zie mijzelf eindeloos van de bank naar de ijskast lopen en weer terug. Soms valt er een glas om op de bank, tot grote ergernis. Dat glas wordt dan wel ‘afgetrokken’ van de maximale consumptie van een fles per dag, hetgeen betekent dat ik een tweede fles open mag maken.

Het dagelijks drinken wordt de nieuwe gewoonte, die er heel langzaam insluipt. Traag maar krachtig. Er ontstaan barstjes, katers die tot na het weekend aanhouden, ruzies na ‘culinaire’ feestjes en oncontroleerbare huilbuien over verbroken relaties en (ongewenste) kinderloosheid. Ik zie de link met alcohol niet. Ik ga (weer) in therapie, om meer inzicht te krijgen in mijn moeizame liefdesrelaties. Het alcoholmisbruik en de andere problemen met en van mijn moeder komen regelmatig ter sprake. Ik geef heel af en toe aan dat ik zelf ook veel drink, de therapeut raadt mij aan te matigen. Gewoon leren om na een paar glazen te stoppen. Ze zegt dat ik dat kan. Ik probeer het. Het mislukt. Ik zeg er nooit meer iets over. De schaamte is te groot. Ontkennen is makkelijker. En na een fles wijn verdwijnen de zorgen als sneeuw voor de zon.